Columns

'Geschiedenis der Joden'; een toevallige vondst met een verhaal

BOEKENNIEUWS: Barend de Jongh (1901-1943) - Wie roept zijn naam nog?

Afgelopen najaar deed ik een bijzondere ontdekking in de kringloopwinkel van Ootmarsum: een klein, ogenschijnlijk onbeduidend boekje met de titel Geschiedenis der Joden, geschreven door Philip Elte. Het dateert uit 1896 en werd uitgegeven door J.L. Joachimsthal te Amsterdam. Op de titelpagina staat vermeld dat het bedoeld was 'ter gebruike op de lagere scholen'. Bij het openslaan van het boekje viel mijn oog op een zorgvuldig ingeplakt document op de binnenpagina: 'Blijk van Tevredenheid', uitgereikt aan B. de Jongh. Dit document, gedateerd 1911, verwees naar zijn prestaties aan de Nederlands-Israëlitische Godsdienstschool in Amsterdam. Hij zat toen in de vijfde klas en had de tweede prijs gewonnen voor 'Gedrag, Vlijt en Vorderingen'. Het boekje was zijn beloning – een tastbare erkenning van zijn inzet en leergierigheid. Terwijl ik door de pagina’s bladerde, stelde ik me voor hoe hij, ongetwijfeld vol trots, deze prijs in ontvangst had genomen. En hoe hij vervolgens, misschien met een mengeling van eerbied en nieuwsgierigheid, dit werk heeft gelezen om zich te verdiepen in de geschiedenis van zijn volk.

Beklemmend gevoel

Desalniettemin kreeg ik bij het doorbladeren van dit boekje ook een beklemmend gevoel; wat zou er van deze elfjarige B. de Jongh zijn geworden? 1911 – een tijd waarin de wereld hem onschuldig en vol belofte leek, maar de schaduwen van de toekomst zouden al snel over deze momenten van vreugde vallen. De naam B. de Jongh, een Amsterdamse jongen met een trots bewijs van goed gedrag en toewijding, paste in het tragische verhaal van duizenden andere Joodse inwoners van Amsterdam. Zou hij de onvoorspelbare storm van de Tweede Wereldoorlog hebben overleefd, of was hij, zoals zoveel anderen, in de gruwel van vervolging en deportatie terechtgekomen?

De geschiedenis leert ons dat bijna driekwart van de Joodse bevolking van Amsterdam tijdens de oorlog werd gedeporteerd en vermoord. Wat op het eerste gezicht slechts een blijk van waardering was, ontpopte zich in mijn gedachten tot een veel groter verhaal – een verhaal van hoop, verlies en de wrede wendingen van het lot. Dit oude boekje, zo achteloos beland in een kringloopwinkel, vertelt niet alleen over het verleden van het Joodse volk, maar werpt ook een onuitgesproken vraag op: wat had de toekomst in petto voor deze jonge, veelbelovende B. de Jongh?

Een familiegeschiedenis

Nader onderzoek bracht me bij het verhaal van Barend de Jongh en zijn familie. Zijn vader, Benjamin Wolf de Jongh, geboren op 15 mei 1856 in Alkmaar, was werkzaam in de effectenhandel. Samen met zijn vrouw Anette Paerl, geboren op 18 april 1856 in Amsterdam, vormde hij een gezin in een tijd van welvaart, maar ook van onzekerheden. Het echtpaar kreeg vijf kinderen, maar vreugde en verlies werden al snel deel van hun familiegeschiedenis.

Hun eerste zoon, Abraham, werd geboren op 30 augustus 1889, maar stierf slechts enkele maanden later op 6 oktober 1889. Dit verlies zou niet het enige zijn waarmee dit gezin geconfronteerd werd. Hun tweede zoon Izaak, geboren op 12 september 1890, trouwde met Judic Blits maar beiden zouden hun leven verliezen in Auschwitz d.d. 22 oktober 1943. Dochter Rachel, geboren op 1 januari 1893, was het derde kind en zij trouwde met David van der Sluis. Zij werden vermoord op 14 mei 1943 in Sobibor. Hun tweede dochter Rosette, geboren op 29 juli 1894, vond eveneens een tragisch einde in Sobibor, 30 september 1942. Haar echtgenoot Jozeph van der Helm liet het leven op 19 oktober 1942 in Auschwitz.

Barend, de jongste zoon

Barend was de jongste in het gezin, geboren op 5 maart 1901 aan de Plantage Doklaan 8 in Amsterdam. Hij groeide ongetwijfeld op in een gezin waarin liefde voor kennis en onderwijs belangrijk was, en deze waarden brachten hem tot een carrière als leraar Engels. Barend ontmoette zijn levenspartner, Hertha Weiss, geboren in Hamburg op 1 september 1909. Zij trouwden in Amsterdam op 9 juni 1938, op een moment dat de wereld rondom hen donkerder begon te worden. Volgens het bevolkingsregister stonden zij op 14 juni 1938 ingeschreven aan de Pl. Parklaan 5 bhs. De jaren die volgden zouden hen confronteren met angst en onrecht die ze waarschijnlijk nooit voor mogelijk hadden gehouden. Hun laatste adres was een woning aan de Rijnstraat 162 III.

Maatregelen van de bezetter

Met de opkomst van de Duitse bezetting veranderde alles dramatisch. Al snel werden Barend en Hertha geconfronteerd met de wrede realiteit van antisemitisme en vervolging. Het adres Rijnstraat staat vermeld in een advertentie in het Joodsche Weekblad van september 1941, waarin B. de Jongh als leraar adverteerde. Dit was in een periode waarin Joodse leraren door de bezetter verboden werd om op niet-Joodse scholen te werken. In hun huis aan de Rijnstraat, te midden van de spanning van oorlog en vervolging, probeerden zij misschien nog een leven van enige waardigheid en normaliteit te behouden.

In 1941 werden alle Joden verplicht zich te registreren. Barend en Hertha wisten dat ze zich moesten aanmelden om de gevolgen van deze wet te vermijden; niet registreren kon leiden tot zware straffen, waaronder gevangenisstraf. Ze zullen zich naar het stadhuis hebben begeven, de verplichte gulden betaald en hun registratiebewijs ontvangen. Deze actie markeerde het begin van een duistere periode in hun leven. In het jaar daarop moesten zij de gele Jodenster dragen, een afschuwelijk symbool van hun kwetsbaarheid en de gevaren die hen bedreigden. Dit zal ook voor hen een constante herinnering zijn geweest aan hun kwetsbare positie in de samenleving, wat ongetwijfeld als een grote vernedering werd ervaren. De sfeer in de stad was geladen met angst; vrienden verdwenen, en verhalen over deportaties werden steeds bekender.

In de zomer van 1942, toen de grip van de nazi's op Nederland steeds strakker werd, werden Joden steeds vaker gedwongen om zich te melden voor transport naar het doorgangskamp Westerbork. Dit kamp fungeerde als verzamelplaats voor Joden die verder vervoerd zouden worden voor ‘arbeidsinzet in Duitsland’. Veel Joden ontweken deze oproep, wat leidde tot grootschalige razzia's. Buurten werden hermetisch afgesloten en Joden werden uit hun huizen gehaald.

Of Barend en Hertha zich hebben gemeld of zijn opgepakt, is onduidelijk. Feit is, dat ze in april 1943 zijn vervoerd naar kamp Westerbork. Kort daarna verslechterde de situatie voor de Joodse bevolking van Amsterdam verder. De nazi-bezetting verstevigde haar grip, en het gruwelijke doel was duidelijk: de stad moest "Judenfrei" worden gemaakt.

Sobibor

Volgens de Arolsen/kampkaart werden Barend en Hertha op 3 april 1943 naar het doorgangskamp Westerbork gebracht, waar ze hun lot moesten afwachten. Westerbork was een tussenstation voor hen die de verschrikkelijke reis naar de vernietigingskampen moesten maken. De omstandigheden in het kamp waren erbarmelijk, maar de angst voor wat komen zou, was misschien nog zwaarder. Voor velen was het een plek van uitzichtloosheid en verscheurende onzekerheid. Ruim drie maanden verbleven zij in kamp Westerbork.

Barend en Hertha werden op 13 juli 1943 vanuit Westerbork gedeporteerd naar Sobibor, waar hun leven tragisch eindigde op 16 juli 1943 in de gaskamers. Bij hun deportatie werden ze, net als hun medepassagiers, bedrogen met valse beloften van werk en veiligheid. De treinreis, die hen naar de verschrikkingen van Sobibor leidde, was een mix van angst en onwetendheid. Bij aankomst werden ze gedwongen uit de trein te stappen, hun bezittingen achterlatend, onder dreiging van geweld door SS-soldaten en Oekraïense hulpsoldaten. Dit moment markeerde de eerste stap in hun verschrikkelijke lot.

Ze werden geleid naar wat hen werd voorgespiegeld als een 'badhuis'. Hier moesten ze zich uitkleden en zich voorbereiden op een zogenaamde douche. De werkelijkheid was echter gruwelijker: dit was de laatste stap voordat ze in de gaskamers werden geleid. Het gas, vaak koolmonoxide, veroorzaakte een agoniserende dood, binnen enkele minuten. De lichamen werden vervolgens in massagraven gedeponeerd of verbrand. Het hele proces was ontworpen om zo efficiënt en dehumaniserend mogelijk te zijn en weerspiegelde de extreme wreedheid en het totale gebrek aan medemenselijkheid tijdens de Holocaust.

Een erfgoed van leed

Een van de zwartste hoofdstukken in de geschiedenis van Amsterdam betreft de grote razzia van 1943. De datum van 20 juni heeft een diep gapend gat achtergelaten in de Joodse gemeenschap. Bij die razzia werden 5.542 mensen opgepakt. Wat ooit een levendige, culturele en spirituele gemeenschap was, werd bijna volledig vernietigd. Voor degenen die na de oorlog terugkeerden, was niets meer hetzelfde. Gezinnen waren uiteengerukt, huizen verwoest, en de pijn van verlies bleef als een zware last achter. In 2021 kreeg Amsterdam een gedenkteken met de namen van meer dan 102.000 Joodse slachtoffers, naast Sinti en Roma, die geen graf hebben.

Op het Holocaust Namenmonument staat ook de naam van Barend de Jongh, evenals die van zijn vrouw Hertha en zijn omgekomen familieleden. Elke steen is een tastbare herinnering aan een leven dat abrupt en onrechtvaardig eindigde. Het monument herinnert ons eraan dat achter elke naam een mens, een verhaal en een wereld van mogelijkheden schuilgingen, die door de oorlog werden vernietigd.

2024

November jl. bezocht ik het Holocaustmonument. Hoewel ik er eerder was geweest, had dit bezoek een bijzondere betekenis: ik wilde eer betuigen aan Barend de Jongh en zijn vrouw, wiens levens door onrecht en haat abrupt eindigden. De steen die zijn naam draagt, is niet alleen een herinnering aan het verleden, maar ook een pleidooi voor bewustwording in het heden. Na mijn bezoek begaf ik me naar de Rijnstraat 162, de plek waar zij ooit hun leven leidden. Helaas vond ik de Stolpersteine die ik daar had verwacht niet, wat me trof en deed beseffen hoe gemakkelijk het is om vergeten te worden.

Ook vandaag de dag is Joods zijn een complexe ervaring, sterk beïnvloed door maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. De recente toename van antisemitisme heeft geleid tot een groeiend gevoel van kwetsbaarheid binnen de Joodse gemeenschap. Zelfs de nacht van 7 op 8 november jl. gaat de geschiedenisboeken in als een donkere episode voor Amsterdam. De hoofdstad wist de aandacht van de wereld op zich gericht, na het onverhulde antisemitisch geweld in de nasleep van Ajax-Maccabi Tel Aviv. Dit is een schrijnende realiteit die ons herinnert aan de duistere hoofdstukken uit onze geschiedenis, zoals die van Barend de Jongh. In de schaduw van de geschiedenis kunnen we leren van het verleden om samen de huidige uitdagingen het hoofd te bieden.

Boekje

Het kleine, versleten boekje uit de kringloopwinkel heeft nu een veel grotere betekenis gekregen. Wat ooit slechts een schoolprijs leek, blijkt nu een fragment te zijn van een leven dat, net als zoveel andere levens, vol belofte begon en abrupt eindigde. Het boekje roept een diepe vraag op: wat had de toekomst kunnen zijn voor deze jonge, leergierige B. de Jongh, als de wereld om hem heen niet zo was verduisterd door haat en vervolging? Zijn verhaal is het verhaal van duizenden anderen. Dit boekje, met zijn 213 pagina’s, heeft een speciale plaats in mijn boekenkast. Ondertussen vraag ik me af waar dit boekje al die jaren is geweest. Barend de Jongh zal het gekoesterd hebben, maar in 1943 kon hij het niet langer bij zich houden. Wie zich vervolgens over het boekje heeft ontfermd, blijft altijd een onbeantwoorde vraag.

Een onvoltooide toekomst

Het verhaal van Barend is een van de vele verhalen van Joodse families die tijdens de Holocaust enorme verliezen hebben geleden. In 1911 zullen zijn broer Izaak en zijn zussen Rachel en Rosette vast trots op hem zijn geweest vanwege zijn prijs. Maar wie had kunnen voorspellen dat zij meer dan dertig jaar later allen op een vreselijke manier in de gaskamers zouden sterven? Hun namen zijn misschien niet algemeen bekend, maar hun ervaringen weerspiegelen de tragische werkelijkheid van de genocide die miljoenen mensen hun leven kostte. De herinneringen aan hun leven, de liefde die ze deelden en de verschrikkingen die ze hebben doorgemaakt, blijven voor altijd in ons collectieve geheugen. Dit boekje is niet alleen een herinnering aan Barend de Jongh, het is een schokkende getuigenis van een leven dat zo abrupt werd afgebroken. Wie roept zijn naam nog?

Martin Paus